Ieder mens draagt bacteriën met zich mee. Van colibacillen tot lactobacillen, streptokokken en stafylokokken: de commensale flora bestaat uit niet-pathogene bacteriën die een wezenlijk onderdeel zijn van het organisme.¹

De relatie tussen de gastheer en commensalen kunt u beschouwen als symbiotisch. Commensale darmbacteriën dragen bijvoorbeeld bij aan de spijsvertering en kolonies op de huid en slijmvliezen hebben een afweerfunctie.¹

Ondanks de uitstekende reputatie van de leden van het microbioom kan het toch voorkomen dat een van hen pathogeen wordt.¹

Bacteriën verspreiden zich vanuit reservoirs. Voorbeelden van deze besmettingsbronnen zijn mensen, dieren en insecten. Andere reservoirs zijn niet-levend, zoals: water, lucht en aarde.¹

Elk reservoir verschilt per bacterie. Zo is de mens een reservoir voor Treponema pallidum, een pathogeen verantwoordelijk voor syfilis. Verder is de schildpad een reservoir voor salmonellabacteriën. En de teek is bekend als het reservoir voor Borrelia burgdorferi, de bacterie die de ziekte van Lyme kan veroorzaken. Verder voelt Mycobacterium tuberculosis zich op z'n gemak in de lucht, Clostridium tetani heeft een voorkeur voor de bodem, E. coli is in voedsel terug te vinden en de legionellabacterie in water.²

De bacteriën komen bij hun gastheer terecht langs een van de volgende transmissieroutes:²

Eenmaal in de gastheer aanwezig blijkt de virulentie van de bacterie sterker te zijn dan het immuunsysteem van de gastheer en veroorzaakt het een infectie. Endotoxines, exotoxines en fermenten vernietigen gezonde cellen, beschadigen weefsels en roepen een immuunrespons op. Het resultaat? Een zieke gastheer.^1,2